De muren tussen ons

Vanuit zijn eigen raam filmt Thomas Imbach in Nemesis hoe een verlaten goederenstation in Zürich het veld moet ruimen voor een modern politiebureau. Tussen beide in gaapt een bouwwerf en vijandigheid tegenover ‘het vreemde’.

11.09.2024 | Boet Meijers

Thomas Imbach is in zijn atelier achter een telescoop gekropen, als een kind met rood gewreven knieën op een speelkleed. Een land ontstaat onder hem, de geluiden van dat land pruttelen zacht over zijn lippen; ronkende machinerie, zware vliegtuigen die door het luchtruim snijden, zoet geroezemoes van geliefden die maar afscheid blijven nemen. Het atelier lijkt op hoge poten te kunnen rondstappen, het terrein te doorkruisen en zo altijd op de juiste plek te zijn, van elke kant tegelijk te kunnen kijken. Een toren met benen en daarin een rouwende voyeur, rouwend om de dood van zijn moeder, zijn vriend Peter, zijn vader. Het oude station zal nooit afgebroken worden, zijn moeder had het nog gezegd, nooit niet.

Nemesis volgt het afbreken van het Güterbahnhof in Zürich, dat plaats moet maken voor een Polizei- und Justizzentrum, een gevangeniscomplex dat naar de verwachting van Imbach voornamelijk met vluchtelingen gevuld zal worden. Gele werktuigen met vernuftig verwisselbare koppen en lange halzen doen zich gretig tegoed aan gewapend beton en bovenleidingen, malen golfplaten tot kruim tussen hun stalen kaken. “Mijn assistent zegt dat ik me te veel met het verleden bezig houd”, klinkt de voice-over terwijl bouwvakkers de restanten van het station in witte zakken scheppen. “Dat ik me meer zou moeten verdiepen in de gevangenis, me op de toekomst zou moeten richten.” Alsof met de sloop van de sporen ook de herinneringen aan en banden met Imbachs dierbaren dreigen in te storten, kijkt hij naar vroeger. Hij verzet zich tegen het vergaan; laat stukken film achterstevoren afspelen zodat pilaren zichzelf oprichten en bakstenen de lucht in rijzen als een zwerm geschrokken spreeuwen. Een recluse in de hoogte, van de wereld gescheiden door een wand van glas en celluloid; op een rantsoen van gegluur naar mensen die zich wél buiten begeven, die het veranderende landschap betreden en ontdekken, er hun afdrukken in achterlaten voor het te laat is.

De braakliggende grond is aangestampt en gladgestreken ter voorbereiding op de aankomende bouw, projectontwikkelaars in maatpakken hebben er met opgestoken duimen voor foto’s geposeerd en trots met hun gebouwhelmde hoofden geknikt. Door de consistentie van de op 35mm gedraaide beelden is het moeilijk te voelen dat er in Nemesis zeven jaren verstrijken, maar zo is het toch, en een groot aantal daarvan speelt zich af in dit niemandsland tussen het oude en het nieuwe. De stem van de voice-over, geschreven door Imbach maar gesproken door Milan Peschel, vertelt de verhalen van vluchtelingen die in de gevangenis wachten op hun procedure, in een heel ander niemandsland verkeren. Het steekt ijselijk af tegen de taferelen beneden, waar grasmatten worden uitgerold en pierenbadjes met water gevuld worden voor een streetfoodfestival op het bouwterrein. Imbach laat zijn lens vallen op een jonge vrouw die bij een frozen drinks-kraampje staat, verlegen met het kettinkje om haar hals speelt en de durf mist om op frivole wijze de drankjes aan de passanten te verkopen. Op haar projecteert hij Nemesis, Griekse godin van gerechtvaardigde wraak die de wereld achter zich liet omdat die te decadent was geworden. Maar is Imbach zelf niet de wraakgodin? Zijn teruggetrokken positie mythologiseert hem haast, gevoelsmatig heeft hij in al die jaren het atelier geen enkele keer verlaten, hij heeft genoegen genomen met het land zoals hij dat naar zijn gedachten schikt. Want het Zürich dat hij toont is er een van zijn eigen ontwerp, de mensen erin bespied en bespot in het verlengde van de wroeging die hij voelt; wroeging jegens de sloopkogel die de geschiedenis platlegt ten gunste van vijandigheid. Vaak genoeg worden de poppetjes daar beneden liefkozend in beeld gebracht, maar uiteindelijk worden de meest tedere momenten overschaduwd door de grotere tendens die Imbach schetst en wordt  luchtigheid grillig naast het morele falen dat de maker ziet.

Zoals dagen en getallen in mijn hoofd hun eigen kleuren hebben, heeft Zwitserland muren; een door bergen omsloten vesting van het steriele blauw dat hoort bij woorden als quasi-equity en fiscale fiche. Vroeger waren we hier allemaal boeren, vertelt Imbach, tot de Eisenbahn ons met de wereld verbond en we van de handel rijk konden worden. De sloop van het station en de bouw van de gevangenis presenteert Imbach als allegorisch voor een Zwitserland dat hij toenemend xenofobisch ziet worden, een land dat zijn muren hoger en hoger bouwt uit angst voor de vreemdeling. Zeventig procent van de Zwitserse gevangenen is immigrant, en de vraag wordt gesteld of het de bedoeling is om de honderd te halen. Als bewijsstuk voert hij een wetsvoorstel op dat in 2014 per referendum met 50,3 procent van de stemmen werd aangenomen, een initiatief van de rechts-conservatieve Zwitserse Volkspartij dat een verstrenging van het immigratiebeleid bewerkstelligde. Terwijl de nieuwe gevangenis stukje bij beetje vorm krijgt, grauwe blokken in tergend rigide lijnen op elkaar worden gestapeld door brallende werkers van wie een groot deel waarschijnlijk een migratieachtergrond heeft, klinken de verhalen van de vluchtelingen als een angstige voorspelling voor de invulling van het nieuwe gebouw.  Zürich wordt langzaamaan aan het zicht onttrokken door de betonnen kolos, waarvan de architectuur in het licht van de getuigenissen niets dan onderdrukking uitdraagt. Alsof Imbach niet langer kan kijken, eindigt de film nog voordat de gevangenis voltooid is, de afgewende blik laat een skelet over waar een onheilspellende wind door waait; een constructie van steen en de weemoed van een man achter zijn raam.

REGIE Thomas Imbach
FOTOGRAFIE Thomas Imbach
MONTAGE Thomas Imbach, David Charap
MUZIEK Lukas Langenegger
MET Milan Peschel (voice-over)
PRODUCTIELAND Zwitserland
JAARTAL 2020
LENGTE 131 minuten
DISTRIBUTIE Cinema Nova
RELEASE 15 september 2024

gerelateerde artikelen
 

Fantômas #4: landschap is overal

Leven in landschappen, wonen in film. Ons vierde nummer verkent hoe cinema landschappen tekent.

Land Marks

Terwijl de historische Zwitserse filmzaal Le Plaza renoveert, krijgen externe curatoren vrij spel in haar vitrine. Curator en onderzoeker Julian Ross blikt terug op een programma dat hij er in april samenstelde en licht en passant een tipje van de sluier over het thema van het volgende Fantômas-nummer.

 
 

Spreken door de muren en grijpen naar stenen

Tijdens MOOOV Filmfestival in Brugge begeleidde Fantômas jonge critici in hun reflectie over film. Mieke Schelstraete bespeurde in beeldkaders samengebalde afzondering en verwerkte die indrukken in een beeldessay.

Van lichaam tot lichaam

Wat beweegt ons in film? Fantômas houdt de vinger aan de pols tijdens Film Fest Gent, met vandaag De Humani Corporis Fabrica van Lucien Castaing-Taylor en Véréna Paravel, met als hoofdpersonage dat ene lichaam van ons allen.

 
 

Zand uit de ogen

Wat beweegt ons in film? Fantômas houdt de vinger aan de pols tijdens Film Fest Gent, met vandaag The Fruit Tree van Isabelle Tollenaere, op wandel door al bestaande beelden.